Om eventuele ziekteverwekkers geen kans te geven moet er bij het bereiden van voeding bij verlaagde weerstand extra aandacht besteed worden aan de volgende punten:

Hygiëne

• Goede handhygiëne: dit houdt in dat de handen goed met water en zeep gewassen moeten worden. Niet alleen vóór het contact met voedsel, maar ook daarna! Was ook je handen als je aan rauwe levensmiddelen hebt gezeten. Gebruik vloeibare zeep, omdat aan stukjes zeep bacteriën kunnen blijven zitten. Wrijf de handen daarna in met ontsmettingsmiddel. Handen afdrogen aan een schone handdoek. Gebruik van papieren doekje is ook een optie.
• Draag geen sieraden zoals ringen, armbanden of horloges tijdens het bereiden van voedsel.
• Het beste kun je een (uiteraard schoon) schort dragen tijdens het koken.
  
• Zorg voor korte en schone nagels. Bedek wondjes, scherm ze af met waterafstotende pleisters of verbandmateriaal om infecties te voorkomen.
• Het verstandigste is lang haar vast te binden.
• Vaatdoeken, theedoeken, handdoeken e.d. minstens dagelijks verschonen. Het liefst de vaatdoeken die gebruikt zijn bij het reinigen van het aanrecht na het bereiden van rauwe producten in de was gooien of in water met chloor zetten.
• Het beste gebruik je verschillende doeken voor verschillende werkjes: één doek om het aanrecht te reinigen en een andere voor de vaat.
• Maak de werkbladen goed schoon voor je het eten begint klaar te maken, en veeg gemorst voedsel direct weg.
• Wanneer je niet beschikt over een vaatwasmachine, gebruik je het heetste water dat je kunt verdragen (met afwasmiddel) en spoel je de afwas goed na.
• Het keukenmateriaal dat gebruikt wordt moet uiteraard schoon zijn. De voorkeur gaat uit naar glas of metaal, kunststof mag ook maar hout niet.
• Was keukenmateriaal dat in contact is geweest met rauwe producten meteen af. Het beste is om aparte snijplanken voor rauw en klaargemaakt voedsel te gebruiken.
• Houdt rauwe producten gescheiden van ander voedsel.

Bereiding:

• Vóór de bereiding van de producten de uiterste consumptiedatum controleren.
• Alleen voedingsmiddelen uit onaangebroken en niet beschadigde, fabrieksmatig verpakte (mono) verpakkingen.
• Ontdooi bevroren vlees en kip in de koelkast in een schaal of op een diep bord. Het dooivocht, dat vaak veel bacteriën bevat, opvangen. Het dooiwater wegspoelen met heet water en de schaal direct afwassen.
• Bederfelijke etenswaar moet meteen na gebruik terug in de koelkast
• Vlees, vis, kip en groenten door en door verhitten; de binnenste kern moet 100 graden Celsius zijn geweest en door en door gaar zijn.
• Proef niet met de vingers maar gebruik een schone lepel of vork.
• Restanten van bereide maaltijden meteen weggooien en niet opnieuw opwarmen.
• Bij het bereiden van een maaltijd in een magnetron wordt aangeraden deze twee maal te verhitten omdat de warmte in een magnetron ongelijkmatig verdeeld wordt.
• Gebruik voor boter e.d. altijd een schoon mes en smeer overtollige boter niet terug in de verpakking. Houdt dit pakje boter speciaal voor gebruik van de patiënt en vervang het regelmatig. Kleinverpakkingen verdienen de voorkeur.
• Hetzelfde geldt uiteraard voor broodbeleg als pindakaas, chocoladepasta e.d.

Niet alle voeding is dus toegestaan, met name rauw vlees en rauwe groenten. Zie ook: Richtlijnen voor voeding bij verlaagde weerstand